- kleren
- {{kleren}}{{/term}}1 clothes♦voorbeelden:1 andere/schone kleren aantrekken • change (into something else/clean clothes)zijn beste kleren • one's (Sunday) best〈figuurlijk〉 dat gaat je niet in je koude/kouwe kleren zitten • a thing like that gets you/leaves its markzijn kleren aandoen • get dressed, put on one's clotheszijn kleren uittrekken • undressin zijn kleren schieten • throw/fling one's clothes onik ben sinds gisteren niet uit de kleren geweest • I haven't seen my bed since yesterdayze gaat vlot uit de kleren • 〈figuurlijk〉 she's an easy lay〈spreekwoord〉 kleren maken de man • apparel makes the man
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.